Met open ogen: de kracht van oordeelloos observeren
Daar zit ik, met een blocnote op schoot en een pen in mijn hand, ineengebogen op een kleuterstoel. Ik zit op ooghoogte met de spelende kinderen in de huishoek. Terwijl ik kijk, noteer ik alles wat ik zie. Een druk jongetje zet chaotisch al het servies op tafel. Een stil meisje kijkt onzeker heen en weer tussen de pop in het bed en de drukte om haar heen. Ik vraag mij af hoe ze samen kunnen leren spelen en elkaar daarmee kunnen helpen in hun ontwikkeling. Mijn hoofd zit vol met alles wat ik de afgelopen weken op school heb gehoord.

Veertig jaar terug begon ik aan mijn KLOS-opleiding. Daar leerde ik hoe belangrijk het is om te observeren: belangeloos, open en steeds opnieuw kijken naar kleuters. Tijdens mijn opleiding kreeg ik mijn observatiepapieren terug met onderstrepingen bij woorden als rumoerig, chaotisch, stil en onzeker. Het was een les om te focussen op wat ik écht zag en niet wat ik ervan vond. Gaandeweg leerde ik onderscheid maken tussen waarnemen en oordelen. Inmiddels is dit een tweede natuur geworden: oordeelloos kijken naar wat een kleuter doet, zegt en laat zien. Het is heerlijk om daar tijd voor te maken, met een ‘niet storen’-ketting om, al kijkend en schrijvend.
Hierna begint de fase van kritisch nadenken en afwegen. Hoe intensief is deze kleuter betrokken bij dit spel? Waar en wanneer is die betrokkenheid sterker? Past dat wat ik zie bij de leeftijd van het kind? Heb ik aanvullende observaties of informatie van ouders of derden nodig? Ook kijk ik naar de leer-ontwikkellijnen in het observatiemodel. Wat zeggen die over waar deze kinderen zich bevinden? Terwijl ik observeer, buitelen deze vragen over elkaar heen. Toch parkeer ik ze of schrijf ik ze in de kantlijn. Zo houd ik feiten en vragen gescheiden.
Wanneer ik alle onderzoeksgegevens heb verzameld, kan ik mijn doel bepalen: gerichte spelbegeleiding bieden die het samenspelen, de mondelinge communicatie en de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind verrijkt – en mogelijk nog meer dan dat.
Door te observeren zie ik gedrag al vóórdat iets escaleert, zoals in de huishoek. Of voordat een tekening met een wilde zwaai van de tafel wordt geveegd. Ik leer het kind beter begrijpen, zowel in de interactie met anderen als in de manier waarop het een taak aanpakt. Zo kan ik een passende aanpak ontwikkelen om het kind verder te begeleiden. Daardoor verdiept mijn relatie met het kind zich.
In het gegeven voorbeeld gaat observeren heel bewust, maar andere keren gebeurt het net zo vaak onbewust door de dag heen. Laatst, in de herfst, zag ik een kleuter op het plein. Ze legde elk gevallen blaadje zorgvuldig op een eigen stoeptegel en was intens betrokken bezig. Tot de wind haar werk ineens omhoog blies. Na een moment van verbazing moest ze lachen en begon ze weer opnieuw. Ik liep naar haar toe en we hadden een mooi gesprek. Later noteer ik: ‘synchroon tellen’ en ‘omgaan met teleurstelling’. Dit was een spontane observatie, maar minstens zo waardevol als een gerichte. Beide soorten geven mij als juf een beter inzicht in de spelende kleuter en versterken mijn band met het kind.
Die blocnote heb ik nog altijd in mijn tas, maar nu als invaljuf. Tegenwoordig zou ik ook filmpjes maken om later terug te kijken. Dat is minstens zo waardevol om open en onbevangen te blijven kijken, kijken en kijken.
Ilse Polhuijs MA is docent pedagogiek – jonge kind bij VIAA, begeleidingskundige en invalleerkracht in het basisonderwijs.